Tikken

Op zijn blote buik bij het ontwaken. Op de metalen bedrand. Op de rand van de tafel bij het ontbijt. Op de rand van zijn bord. Op de vensterbank. Op de lampenkap. In het voorbijgaan op de deurpost of het raam. Het maakt hem niet uit. Zijn handen roffelen op elk willekeurig voorwerp en hij haalt er de meest fraaie klanken uit. Met zijn vlakke hand, losse vingers of vingertoppen kent hij de techniek van het roffelen als geen ander. Hij tikt er aardig op los. Zonder drumstokken, maar met zijn vingertoppen of nageluiteinden beheerst hij de stuitertechniek. Hij tovert zijn klanken uit materialen, door van het voorwerp af te slaan, zoals de drummer met drumstokkenvan het vel afslaat. Al lopend door kamers en gangen, maar ook buiten de deur op afvalbakken, auto’s, lantaarnpalen en bankjes geeft hij gratis drumsolo’s weg. Een filmpje op YouTube zou het goed doen. Medepatiënten en collega’s mogen hem graag horen. Maar hij is helaas niet altijd op dreef.

Hij lijdt soms vreselijk. Hij hoort stemmen en ziet mensen, die voor een ander onhoorbaar en onzichtbaar zijn. Zijn gedachtewereld is bizar. Hij maakt gedachtesprongen die ik niet kan volgen. Hij heeft zelf hinder van gedachtevluchten en 188

gedachtestromen. De verstoring en snelheid hiervan brengen hem geestelijk aan het wankelen. Hij meent dat ik zijn gedachten kan lezen, maar ik beschik niet over deze telepathische vaardigheid. Het vreet energie. Mentaal en fysiek zit hij soms aan de grond. Door zijn irreële waarnemingen en gedachten verliest hij de organisatie over zichzelf. Hij staat regelmatig voor de spiegel om te zien of hij zichzelf nog is. Signe de miroir. Hij voelt met beide handen aan de huid bovenop zijn hoofd. Hij schuift zijn huid van voor naar achteren heen en weer. Hij zit met de handen in het haar. ‘Dit is niet goed joh, dit is een andere huid, dit ben ik niet,’ zegt hij paniekerig. Hij is zichzelf kwijt. Hij voelt zich verbrokkeld.

Hij opent zijn mond, eenmaal, tweemaal. Zijn gezicht bevindt zich vlakbij de spiegel, waardoor zijn uitademing condens vormt op het glas. Zijn ogen zoeken paniekerig, maar hij vindt niet waar hij naar speurt. ‘Er tikken Chinezen in mijn mond, op mijn tanden,’ zegt hij bang. Hij laat mij in zijn mond kijken, waarna ik antwoord dat ik niets kan zien. ‘Toch tikken die Chinezen in mijn mond,’ houdt hij aan.

Het tikken wordt een groot probleem, zodanig zelfs dat hij zijn maaltijden er voor laat staan en flink afvalt. Praten, pillen, zijn moeder, alles wordt geprobeerd en iedereen wordt ingezet om hem aan het eten te krijgen. Het is echter tevergeefs. 189

Dan blijft er nog maar één optie over, de tandarts. Het nemen van deze stap is even op de kiezen bijten. Maar als tandarts Kroon Dante welkom heet als hij zijn praktijk binnenwandelt, wordt hij vriendelijk ontvangen met een uitgestoken hand. Hij wordt goed opgevangen aan de werktafel en tandarts Kroon luistert aandachtig naar zijn relaas, over de tikkende Chinezen in zijn mond.

‘Laten we dan maar eens gaan kijken,’ zegt tandarts Kroon. Als Dante onderuit in de stoel met mond open klaar ligt voor de behandeling hoort hij tandarts Kroon zeggen ‘Ah, ik zie het al, Chinezen, dat is niet zo mooi, maar ik kan erbij. Dat wordt extraheren Dante. Die zal ik eruit moeten halen.’ Hij pakt de extractietang, laat hem zien en deelt mee dat hij die Chinezen daarmee gaat pakken. ‘Zo, die viel mee, occlusale vlak vrij’, en na nog een beweging met de tang ‘zo, ook palatinale vlak vrij. Dat schiet op Dante. Ik zie er nog één voor in de mond, bij je lip.’ En met de laatste beweging is ook het labiale vlak vrijgemaakt van tikkende Chinezen. ‘Zo Dante, dat was het dan, het is klaar. Er zitten er niet meer.’

Verlost van het tikken in de mond loopt hij verblijd met mij mee terug richting de afdeling. ‘Goeie gozer man, die Kroon,’ zegt hij, al tikkend met zijn vingers op de staande vuilnisemmer langs de weg die wij passeren.